Een racefiets heeft een crankstel met twee kettingbladen of drie kettingbladen. Een crankstel met twee kettingbladen is er in twee variaties: een dubbel en een compact. Bij een compact zijn de kettingbladen kleiner dan bij een dubbel. Het crankstel met drie kettingbladen noemen we een triple.
Aantal tandwielen
Hoeveel tandwielen hebben de kettingbladen van de dubbel, triple en de compact? Dat is eigenlijk niet in 1 opsomming te vangen omdat er tegenwoordig legio variaties zijn. Toch kun je zeggen dat er een standaard is welke het meest voorkomt:
– Een dubbel heeft over het algemeen tandwielen met 53 en 39 tanden.
– Een compact crankstel heeft 50 en 34 tanden.
– Een triple crankstel heeft meestel bladen met 52, 39 en 30 tanden.
De cassette bij het achterwiel (lees meer over de onderdelen van de racefiets) heeft vaak 10 kransjes en daarbij zijn ook legio variaties mogelijk. Ook hier kun je zeggen dat er een standaard is welke het meeste voorkomt: 12-25. Dat betekent dat het kleinste kransje 12 tandjes heeft en het grootste 25 tandjes. Hoe dichter bij het achterwiel hoe groter het kransje.
Triple not done
Alle renners in het profpeloton rijden met een dubbel en in de zware bergetappes soms met een compact. Dat is waarschijnlijk de reden dat volgens veel recreactieve racefietsers een triple not done is. Men spiegelt zich aan de profs. Ook denken veel racefietsers dat je met een zwaar verzet harder rijdt. Niet is minder waar: door de frictie in de ketting gaat er juist (minimale) kracht verloren.
Vermogen en de beste trapfrequentie
Nog een reden om je niet met de profs te meten is om de simpele reden dat profs over het algemeen dubbel zo veel vermogen kunnen leveren. Je zou dus als ‘sterveling’ een twee keer zo klein verzet moeten rijden als de profs. Dat is overigens ook weer niet helemaal waar, omdat de ideale trapfrequentie lager ligt bij een kleiner vermogen dan bij een groot vermogen dus laten we het houden op een bíjna twee keer zo klein verzet.
Gewicht
Het gewicht van een triple ligt gemiddeld 200 gram hoger dan het gewicht van een dubbel. In het vlakke Nederland nauwelijks belangrijk. In de bergen wel, want daar is iedere gram die je niet mee naar boven hoeft te fietsen er één. Aan de andere kant kun je afvragen of een kilo lichaamsgewicht afvallen niet effectiever is. De 200 gram zwaardere triple kost je op klim als Alpe d’Huez ruim 10 seconden. Met een kilo minder lichaamsgewicht win je er dus veel meer terug.
Compact op het vlakke
Voor het rijden in het vlakke Nederland is een compact verre van ideaal door de ongunstige tandwielverhouding. De meeste toerfietser rijden tussen de 28 en 30 km/uur. Laat dat nou net de snelheid zijn waarbij je met een goede trapfrequentie van 95 in het overgansgebied tussen het binnen- en buitenblad zit. Fietsers met een compact rijden daardoor vaak met een schuine ketting: de ketting op het buitenblad en achter helemaal links of op het binnenblad en achter helemaal rechts. Hierdoor slijt de ketting sneller en ook gaat er (een beetje) kracht verloren. Met een compact moet je dus veel schakelen tussen buitenblad en binnenblad als je regelmatig van snelheid wisselt.
Triple op het vlakke
Rij je met een trapfrequentie van 95 omwentelingen tegen de 30 km/uur dan ligt jouw kettig op het middelste blad (42 tanden) en achter op het kransje met 17 tanden (de 17) keurig midden in de cassette. Je rijdt met een rechte ketting. Je hoeft voor snelheidswisselingen niet direct naar het buitenblad te schakelen want je hebt nog zat kransjes over om naar te schakelen. Met de ketting op de 14 rij je 36 km/uur en met de ketting op de 21 nog 24 km/uur. Je rijdt dus altijd met een (redelijk) rechte ketting en je hoeft niet veel te schakelen tussen de voorste kettingbladen.
Conclusie
Voor een recreatieve racefietser is een triple de beste keuze. Op het vlakke rij je met een rechte ketting en in de bergen heb je altijd een goed bergverzet bij je. Wil je kapotte knieën, snel vermoeide spieren, een veel te groot verzet rijden, maar toch op willen scheppen over je verzet bergop, dan neem je uiteraard een dubbel. Rij je alleen maar in de heuvels en/of de bergen en niet of nauwelijks op het vlakke, dan is een compact het overwegen waard. Ben je een wedstrijdrijder, dan rij je met een dubbel. Bij deze wedstrijden ligt de snelheid vaak hoog en kun je dus prima met een dubbel uit de voeten.